Hoe ik schrijf
Vandaag las ik een kinderboek waarin de hoofdpersoon een boek wil leren schrijven. Ze is dertien, Katinka, en ze klopt aan bij een overbuurvrouw die altijd op klompen loopt en vieze spijkerbroeken draagt, maar ook een gevierd schrijfster is. ‘Begin bij het lijk’, zegt Lidwien tegen Katinka. Vertellen hoeft niet chronologisch, begin bij een spannend stuk en vertel vooruit en achteruit hoe het zo gekomen is.
Dat mooie boek, Hoe ik per ongeluk een boek schreef (10+), zette me aan het denken over hoe ik zelf schrijf. Hoe het zo is gekomen. Hoe ik zes jaar geleden alle boeiende details uit een interview had geschrapt en een vage algemene brij inleverde bij Manja van J/M, die vriendelijk opbelde: ‘Heb je de aantekeningen nog?’ en een paar basistips gaf. En dat ik het de maand daarna toch weer mocht proberen. Learning by doing. Ook een van de adviezen van Lidwien: aan de slag. En niet meteen een hele roman.
Duizenden schrijvers leren en doen dagelijks voor het oog van de wereld, op hun weblog. Veel oefening op de korte baan, de opmaat voor kwaliteit? Dat zijn uitzonderingen. Veel best-wel-leuke bloggers krijgen aanbiedingen een boek te maken op basis van niks (ik kan het weten, been there), anderen verliezen alle echtheid door gesponsorde content en drijven af richting marketing. Maar weinig krijgen feedback op de tekst, maken derde en vierde versies van een blogje. Laat staan tiende versies van die ene zin.
‘Ik doe niet aan versies’ zei een schrijver van kinderboeken jaren later – toen ik inmiddels iets minder slechte interviews schreef – tegen me. We waren op een terras, er zou zo een borrel beginnen, hij was het type man dat met uitstraling en zelfvertrouwen ver kwam. ‘Ik doe niet aan versies.’ Het landde niet meteen. Ik was zo geschokt dat ik niet direct kon geloven dat hij dat echt bedoelde. Maar hij vervolgde: ‘Ik schrijf het in één keer op en dan moet het maar goed zijn.’ De realiteit van zijn schrijverschap. Ter geruststelling: hij heeft in geen jaren een kinderboek geschreven.
De gans en zijn broer is het nieuwste boek van Bart Moeyaert. Korte verhaaltjes uit het kalme leven van twee ganzen. Het soort boek waarin niet tien versies per zin zijn gemaakt, maar per wóórd. Het soort boek waarin je leest: ‘Dat,’ zei de gans, ‘is een zeer onzachte gedachte.’ Een boek waarin de hond zegt: ‘Sorry, maar het kon even niet anders. Soms wordt alles mij teveel.’ En dat er dan een discussie over alles of niets volgt, waarvan de conclusie is:
‘Als er iets te lachen viel, kon je nooit zeggen dat het om alles of niets ging.
Er viel altijd nog wel iets te lachen.
Iets was altijd genoeg.’
Ik omschrijf het als ‘taalkunst en filosofie’ in het aankomende januarinummer van J/M, waar ze gewend zijn geraakt aan de wisselende resultaten van mijn leerproces. Bless them. Ik weeg mijn woorden, soms één en soms tien keer. Ik herschrijf blogjes, maar net genoeg. Ik ben niet goed in afhechten, ik heb meer aandacht voor begin dan eind. Zo schrijf ik. Iets is altijd genoeg. Wie wijst me de weg van goed genoeg naar gruwelijk briljant? Daar heeft Lidwien ook een tip voor: kijk af. Lees lees lees. Leer van wie je bewondert. Een advies op mijn lijf geschreven. Computer dicht, boeken open.
Hoe ik per ongeluk een boek schreef – Annet Huizing – Lemniscaat
De gans en zijn broer – Bart Moeyaert – Querido